De Middeleeuwen - Voor alle informatie over de Middeleeuwen!

Gesponsorde links

Gilden

In de Middeleeuwen waren veel ambachtslieden en koopmannen aangesloten bij een gilde. Een gilde was eigenlijk een soort vereniging van mensen die hetzelfde beroep uitoefenden. Het gilde stelde regels op voor hun leden en zorgden voor de uitwisseling van kennis en ervaring. Grofweg kunnen we twee soorten gilden onderscheiden: de ambachtsgilden en de koopmansgilden.

Ambachtsgilden
Voorbeelden van ambachtsgilden zijn het bakkersgilde, het timmermansgilde en het meubelmakersgilde. Niet alleen mannen waren lid van gilden, ook vrouwen mochten lid worden. Vrouwen waren vaak lid van bijvoorbeeld het weversgilde of het chirugijnsgilde.





Koopmansgilden
Marktkooplui en marskramers waren bijvoorbeeld lid van een koopmansgilde. Zij verhandelden allerlei soorten goederen zoals linnen, hout, voedsel en grondstoffen.

Het nut van gilden
Nu vraag je je waarschijnlijk af, waarom zouden al die mensen lid worden van een gilde? Er waren heel goede redenen om lid te worden van een gilde. Het gilde zorgde ervoor dat alleen hun leden rechtmatig hun beroep mochten uitoefenen, om bakker in een stad te mogen zijn moest je je dus aansluiten bij het bakkersgilde. Ook stelde het gilde ook regels op voor haar leden en controleerde deze. Voorbeelden van deze regels waren bijvoorbeeld prijs- en kwaliteitsafspraken. Zo zorgde het bakkersgilde er bijvoorbeeld voor dat al haar leden hun brood voor dezelfde prijs verkochten zodat er geen concurrentie zou ontstaan en de klanten liever naar bakker A dan naar bakker B gingen. Tot slot zorgde het gilde voor saamhorigheid en behartigde het de belangen van hun leden. De gilden hadden grote economische en politieke macht en konden dus echt dingen voor elkaar krijgen. Ook zorgde het gilde voor haar zieke of oudere leden. Je zou de gilden van toen kunnen vergelijken met de vakbonden van nu.



Lid worden van een gilde
Aangezien je alleen je beroep mocht uitoefenen als je lid van een gilde was konden de gilden eisen stellen aan hun leden. Je kon dus niet zomaar lid worden van een gilde. Als je lid wilden worden van een gilde moest je als jongen op jonge leeftijd bij een gildemeester in de leer. Hier leerde je de basis van het vak. Als de gildemeester na een tijdje tevreden was over je werk kon hij je benoemen tot gezel, dit betekende dat je betaald kreeg voor je werk bij de gildemeester. Na een lange tijd (meestal tussen de vijf en negen jaar) gezel te zijn geweest kon je de meesterproef afleggen. De meesterproef was een soort stage-afsluiting waarbij je echt liet zien dat je het vak meester was. Een voorbeeld van een meesterproef is bijvoorbeeld een hele mooie ingewikkelde stoel maken. Pas nadat je geslaagd was voor de meesterproef mocht je lid worden van het gilde. Dit betekende dat je je eigen bedrijf mocht beginnen.